“Waar zijn die flessen van Weinland?” Ik speur de ganse wijnkoelkast af, maar niks. En ze zijn beslist binnengekomen. “Staan nog in de doos,” zegt mijn vrouw. “Ze zijn rood.”
Zo zie je maar weer, ook wijnschrijvers hebben geconditioneerde reflexen. Bij Duits denk ik allereerst aan wit. Duitsers zelf allang niet meer; de productie van rode wijn is in Duitsland van heel weinig gegroeid naar zo’n 36 procent van het totaal. Twee druivenrassen vallen daarbij op. Allereerst de spätburgunder, Duits voor pinot noir, waar hier wijnen van worden gemaakt waar menige Bourgogneboer een puntje aan kan zuigen. En voorts is er de jongere aanwinst dornfelder, die stevige, sappige wijn geeft die voordelig en vol genoeg is om de concurrentie aan te gaan met de Nieuwe-Wereldlanden.
Weingut Martinshof uit Rheinhessen heeft ze allebei, plus nog een Saint-Laurent. Dat trio bouwt het leuk op, van pittig kersenachtig licht met een vleug kaneel (Spätburgunder) via blij blozend rood fruit en sap (Saint-Laurent) naar de onbekommerde, kruidige volheid van de Dornfelder. Eerlijke wijnen zijn het, gul, rondborstig, goedlachs en vooral niet moeilijk of diepgravend. Ik zou ze het liefst ingeschonken krijgen door dito diensters, en wie weet zouden die ouderwetse grote roemers, met zo’n groene voet, de juiste glazen zijn. Ideaal bij midwinterkost en dreigende depressies. Rotwein!
Weingut Martinshof Spätburgunder Trocken 2011, € 8,75, Saint-Laurent Trocken 2011, € 8,75, Dornfelder 2011, € 7,75