Smaakvertellingen

Heel veel over… varkensvlees

Meer dan de helft van de meer dan 80 kilogram vlees die de Nederlander gemiddeld per jaar opeet komt van varkens. Desondanks is het imago matig. Laten we eens kijken wat erover te vertellen valt.

 

Imago

Hoe kan het nou toch dat veel mensen neerkijken op varkensvlees en dat we er toch zo veel van eten? De belangrijkste factor moet de lage prijs zijn. Kip is weliswaar nog goedkoper, maar varkensvlees wordt in veel meer verschijningsvormen gepresenteerd. Sommige consumenten die zeggen geen varkensvlees te kopen, eten wel ham, spekjes, worst, half-om-halfgehakt, slavinken of andere afgeleide producten. Maar behalve de prijs is er de smaak: de meeste mensen vinden varkensvlees lekker.

 

Bakerpraatjes

Het geloof dat varkensvlees slecht zou zijn is moeilijk te bestrijden. Zo denkt de helft van de Nederlanders dat het eten ervan slecht is voor het cholesterolgehalte in ons bloed. Nog hardnekkiger is het idee dat je van varkensvlees puistjes krijgt. Beide zaken zijn niet waar. Ons cholesterolgehalte wordt deels beïnvloed door de aard van de vetten die we eten, niet door het cholesterol in het eten zelf. En varkensvet scoort niet heel erg slecht als het om die vetsamenstelling gaat. Puistjes krijg je door hormonen.

Ook het idee dat (varkens)vet slecht is, wordt op dit moment heroverwogen. De jarenlange bangmakerij zal echter nog lang nagalmen.

 

Origine

Genetisch is er weinig verschil tussen een everzwijn, Sus scrofus, en het tamme varken. Vermenging komt in landelijke streken dan ook regelmatig voor. Er is bewijs dat er 15.000 jaar geleden al varkens gehouden werden in het Midden-Oosten. 8000 jaar voor Christus gebeurde dat ook in China. In de loop van de historie heeft dat allerlei verschillende rassen opgeleverd, zoals de hangbuikzwijnen uit Vietnam en de wolharige Mangalica’s van Hongarije.

 

Alleseters

Varkens zijn omnivoren: ze eten van alles, plantaardig en dierlijk. Hun grote vermogen tot aanpassing maakte ze populair, omdat ze met allerlei restproducten en afval gevoed konden worden. De hammenindustrie van Parma bijvoorbeeld vond zijn oorsprong in de wei die overbleef bij het maken van de Parmigianokaas. In de Middeleeuwen liepen er in de straten van de steden varkens die zich voedden met het afval dat uit de huizen werd gegooid en nog altijd is de varkensvoederindustrie de grage ontvanger van allerlei industrieel voedingsafval, op veilingen doorgedraaide groenten en onverkochte etenswaren uit supermarkten. ‘Swill’, keukenafval, mag tegenwoordig niet meer gebruikt worden. In Azië bestonden (en bestaan nog hier en daar!) ‘varkenstoiletten’: de beesten voeden zich met de poep van mensen. Geen wonder dus dat sommige religies het varken uitkozen om er een taboe over uit te spreken. Iets waar weer een reactie op kwam: in Spanje, waar de christelijke koningen eeuwenlang bezig waren hun islamitische collega’s te bestrijden, was het eten van varkensvlees een openlijke belijdenis van het geloof.

 

Bewaarvlees

Een andere reden dat varkensvlees populair werd is dat het eenmaal gezouten lang bewaarbaar is. Eeuwenlang werd er maar betrekkelijk weinig van een geslacht varken vers gegeten; het overgrote deel werd verwerkt tot gezouten spek, ham en worst. Aan die smaak zijn wij inmiddels gewend. Sinds er koeling bestaat is er geen noodzaak om een varkensbout tot ham te verwerken, maar we doen het nu vanwege de smaak.

 

Houderij

De varkenshouderij roept als onderwerp in Nederland veel emoties op. In het verleden hebben we verschillende malen uitbraken van ziekten gehad, zoals de varkenspest, waarbij op bedrijven dieren geruimd moesten worden. Dat kwam flink in het nieuws. Verder roept de intensieve manier van houden, waarvan de omstandigheden ver weg staan van de natuurlijke verlangens van zwijnen, protesten op. Onder druk van maatschappelijke organisaties verbetert de situatie langzaam.

Nederland is een grote varkensvleesproducent; we fokken grofweg twee keer zoveel varkens als we zelf opeten. De varkenshouderijen zijn geconcentreerd in de provincies Gelderland, Brabant, Limburg en Overijssel. Op elk moment zijn er zo’n 12 miljoen dieren aanwezig. Aangezien ze echter op een leeftijd van zes tot acht maanden geslacht worden, vinden er per jaar zo’n 14,5 miljoen slachtingen plaats, en worden er zo’n 9 miljoen dieren geëxporteerd, hetzij als jong, nog af te mesten biggetje, hetzij als te slachten varken of als fokzeug.

De bedrijven zijn de laatste decennia groter en groter geworden. Kleintjes redden het niet en de fokrechten werden verkocht aan steeds groter wordende houderijen. Daardoor is de totale varkensstapel ongeveer even groot gebleven. De schaalvergroting gaat nog steeds door, maar de publieke opinie is erg gekant tegen ‘megastallen’, om maar te zwijgen van ‘varkensflats’. De beesten zelf maakt het niks uit – die weten niet hoeveel buren ze hebben – en ook Wakker Dier heeft geen andere argumenten dan dat de gevolgen dramatischer zijn als er brand uitbreekt en dat de productie er groot is ‘voor steeds goedkoper vlees’, maar dat doet er niet toe; de grootschaligheid stuit mensen tegen de borst.

De discussie over de varkenshouderij is een moeilijke. Telkens als verbetering van het dierenwelzijn aan de orde is, roept de sector dat dat in Europees verband geregeld moet worden. Anders prijst door de hogere kosten de Nederlandse houderij zich uit de markt en gaan de verkopers over op de import van minder diervriendelijk geproduceerd vlees van elders. De beste methode om het doel te bereiken is dan ook via de verkoopkanalen: die moeten ervoor kiezen uitsluitend nog beter geproduceerd vlees in te kopen. Dat begint inmiddels voorzichtig te werken. Vooral supermarkten lijken hun verantwoordelijkheid te nemen, maar er is nog een lange weg te gaan.

 

Smaak

De smaak van varkensvlees wordt bepaald door het ras, de slachtleeftijd en de voeding van het dier en, zoals het verschil tussen gewone varkens en wilde laat zien, beweging. ‘Biologisch’ is op zich geen factor, tenzij door de voorschriften daarvan een van de andere elementen verandert. In Nederland worden zowel in de bio-industrie als in veel biologische bedrijven dezelfde rassen gebruikt, er wordt gefokt op mager vlees, en ook de slachtleeftijd, 6-8 maanden, is eender. Gevolg is dat bij proeverijen geen verschil te proeven is. Er zijn echter allerlei initiatieven om varkens te fokken met ‘een betere smaak’ (aanhalingstekens, want smaak is wat je gewend bent). Er zijn er Baambrugse biggen, Livarvarkens, Beemster Lantvarkens, Berkshire varkens, Bonte Bentheimers en Mangalica’s of Wolvarkens. Bij bijna allemaal gaat het om ouderwetse, trager groeiende rassen die op een betere manier gehouden worden, buiten of met uitloop naar buiten. De meeste ontwikkelen meer vet dan bio-industrievarkens, in de vorm van spek en intramusculair vet – door het vlees heen dus – wat een betere smaak oplevert. Bij vlees namelijk zit alle smaak in het vet, vandaar dat een halskarbonade lekkerder is dan een ribkarbonade.

 

Parmaham

Het is een bekende klacht: waarom moeten wij in Nederlanders goedkope varkens fokken die vervolgens naar Italië gaan om er dure Parmaham van te maken? Nou, dat gebeurt ook niet. Allereerst is het verboden: de varkens voor Parmaham moeten uit een omschreven gebied in Italië komen. Maar het kan ook niet eens, aangezien bij ons varkens bij een te laag gewicht geslacht worden. De bouten zijn te klein. Wel worden er ‘Italiaanse hammen’ gemaakt, maar dat zijn nog geen Parma’s, met hun minimale rijping van 12 maanden en hun afwezigheid van salpeter. Een echte Parmaham bevat alleen vlees en zout.

 

Truffels en eikels

Varkens zijn bosbeesten; de Germanen en Middeleeuwers gaven de oppervlakte van hun bossen aan in het aantal varkens dat je er kon houden. Wilde zwijnen scharrelen hun kostje op boven en net onder de grond, waar ze behalve insecten ook graag ondergronds levende zwammen eten: truffels. Truffelzoekers gebruikten vroeger dan ook zeugen, die zonder de training die truffelhonden nodig hebben enthousiast op zoek gingen. Nadeel was dat ze de kostbare waar zelf te graag en te snel opaten.

In Spanje worden ibericovarkens in open bossen gehouden. Hoe meer tijd ze daar doorbrengen, hoe hoger het aanzien van de hammen en worsten die van de dieren worden gemaakt.

 

Bereiding

Altijd gaar maken, dat is de regel bij de bereiding van varkensvlees. De reden is dat er theoretisch larven van de Trichinellaworm in kunnen voorkomen, die ook mensen kunnen besmetten, met een akelige aandoening als gevolg. Bij 70 graden gaan ze dood. Een echte goede koker gaat exact tot daar en niet verder, anders wordt het vlees te droog.

Feit is echter ook dat al het vlees op Trichinella gecontroleerd wordt en dat er in ons land al decennialang geen geval van besmetting meer is geweest. We zouden dus rustig tartaar van varken kunnen eten. In andere landen, en bij ons ook als het om wildzwijnsvlees gaat, is het risico echter nog reëel.

 

Op 17 april 2025 start een nieuwe cursus culinair/wijnschrijven. Intensieve, persoonlijke begeleiding op je eigen niveau en helemaal op maat, gericht op jouw doelen. Of doe op maandagavond 28 oktober mee met de workshop Kookboek Maken! Klik hier voor informatie.

 

 

5 reacties op “Heel veel over… varkensvlees

  1. Wat een mooi stuk en een leuke foto, ik neem aan dat het die Wolvarkens zijn?
    Een dwarsstraat: de truffelhond die ik goed ken had geen uitgebreide training nodig, die had het in een minuut door. Truffel opgraven = beloning.

  2. Goed stuk! Ik heb echter wel andere cijfers over de hoeveelheid gegeten (varkens)vlees. Uit een onderzoek van de Nederlandse Vegetariërsbond (2011) blijkt dat de gemiddelde Nederlander tijdens zijn leven ongeveer 490 kippen eet, 27 varkens, 3 runderen en 2,5 lammetje. Totaal gemiddeld per jaar 40kg. vlees (van alle dieren) per Nederlander.

    Trouwens, als je die dieren met elkaar in de wei zou zien staan, geloof je nooit dat je die allemaal op kan eten in je leven. En dan hebben we het nog niet eens gehad over wild en vis.

  3. Je schrijft dat varkens eigenlijk te vroeg geslacht worden. Wat is dan een redelijke slachtdatum in een varkensleven en waar zitten de grenzen ( te jong tot niet meer eetbaar)

    1. 'Te jong' noem ik niet, dacht ik. Maar ooit werden varkens geslacht na meer dan een jaar, anderhalf jaar soms. Dat zorgt voor veel meer spek en ander vet. Daar voorbij gebeurde zelden. Ik weet niet of varkens dan niet meer eetbaar zouden worden; in de worst kan altijd nog.

Laat een antwoord achter aan Maartje Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.