Tot vorige week werd er verhit gedebatteerd door de landbouwministers van de E.U. over een voorstel om toe te staan dat rosé wordt gemaakt door rode en witte wijn te mengen. Dat mag buiten Europa wel, maar daarbinnen niet (met uitzondering van Spanje en de Champagne). Vooral de Fransen waren diep verontwaardigd en verzetten zich hevig tegen deze nieuwerwetse malligheid. Rosé zou dan geen rosé meer zijn. O nee? Reden om zelf eens aan het mengen te slaan. Resultaat: fluitje van een cent; een lekkere rosé maak je gewoon zelf.
Tien jaar geleden kwam in ons land rosé in de wijnstatistieken niet voor. Er werd zo weinig van gedronken dat hij niet boven de drempelwaarde kwam. Maar in het nieuwe millennium kwam de doorbraak, op de stranden en de terrassen, bij jongeren vooral. Nu is rosé niet meer weg te denken. Weliswaar groeit het marktaandeel niet meer, maar zo’n 15 procent van alle gedronken wijn is roze. Ook in andere landen als Groot-Brittannië en Duitsland is rosé helemaal in. Die populariteit bracht de Europese Commissie ertoe voor te stellen toe te staan dat rosé gemaakt mag worden door een scheutje rode wijn bij witte te doen. Daarmee zou het overschot aan witte wijn in de Unie weggewerkt kunnen worden.
Rosé alleen voor beginners?
Alle in de wijnsector werkzame traditionalisten stonden meteen op hun achterste benen. Dat waren allereerst natuurlijk de rosémakers van Zuid-Frankrijk. In ons land riepen wijnjournalisten er in vakbladen schande van. Mengrosé zou slecht zijn en belabberd smaken. Weliswaar schijnt heel wat rosé uit landen als Zuid-Afrika en Australië al uit zo’n mengeling te bestaan, maar dat greep men juist aan als argument. Dat soort rosés, vaak niet de meest hoogstaande, is toch voor het wijnplebs, de beginnende wijndrinkers die de breezers nog maar net voorbij zijn? En ook die Australiërs en Zuid-Afrikaners zetten niet op het etiket hoe de wijn tot stand is gekomen. Schamen ze zich?
Zelf mengen
Kortom, tijd om eens een test te doen. Bij Wine Events in Westzaan organiseerden we een blinde proeverij van rosés. Daarvoor kwamen er ‘echte’ en zelf gefabriekte op tafel, in genummerde karaffen. Wijnspecialist en -docent André Sauerbier van www.wijninstituut.nl en ik mengden vooraf Zuid-Afrikaanse chenin blanc, Italiaanse pinot grigio en Franse Entre-Deux-Mers – alle drie wit – met wisselende beetjes Australische shiraz. Bij 8 procent toegevoegd rood kregen we lichte rosés, bij 15 wat donkerder, steviger wijnen. Daarna proefden Corria Houthuizen van Wine Events, André Sauerbier en ik als professionele wijnproevers, en Pay-Uun Hiu van de Volkskrant en Karin Luiten van www.kokenmetkarin.nl als niet-wijnproevers de wijnen. Tussen onze mengers in stonden een Château Cavalier 2007 (Provence), Fat Bastard Rosé 2008 (Languedoc) en Fontanet Les Terrasses 2008 (Languedoc). Alle wijnen werden in neutrale, identieke karaffen gepresenteerd.
Lekkerder dan echt
Laat ik de resultaten samenvatten: de ‘echte’ rosés werden door de proevers overwegend als echt bestempeld. De mengrosés echter soms ook! Weliswaar smaakten ze nooit hetzelfde als de Zuid-Franse rosés – ze leken veel meer op rosé uit, jawel, Zuid-Afrika, Australië en andere nieuwe wijnlanden – maar overtuigend waren ze beslist. Hoe lekkerder de basis-witte wijn, hoe beter de ‘rosé’ ervan op waardering kon rekenen; de pinot grigio met 15 procent rood werd zelfs lekkerder gevonden dan de Fat Bastard. En let wel, hier zaten mensen te proeven die al wisten waar het om ging. Zonder die voorinformatie zou het overgrote deel van de wijndrinkers, naar ik denk professionele wijnproevers incluis, onze zelfgemaakte rosés voor echt verslijten.
Afgeblazen
Gisteren, de 19e juni, zou het voorstel om van rood en wit rosé te mogen maken, in stemming komen. Maar de Fransen hebben zo stevig gelobbyd dat het een week geleden al van tafel ging. Rosé uit Europa wordt van blauwe druiven gemaakt, en dat blijft zo. Maar voor eigen gebruik mag alles. Rosé op? Een restje rood tovert een lekkere witte zo om in een lekker alternatief.
Informatie
Wat is rosé?
Veel mensen denken dat rosé een mengsel is van rode en witte wijn, maar dat is niet het geval. Althans, in Europa. Vroeger was rosé een wijn die vooral in Zuid-Frankrijk werd gemaakt, en altijd van blauwe druiven. Nog steeds komt meer dan de helft van alle Europese rosé uit dat gebied. De reden was simpel: in de mediterrane warmte was het heel moeilijk om witte wijn te maken. Witte druiven voor witte wijn werden vroeg geoogst, wanneer de nachten in het zuiden nog heet waren. Bij het vergisten liep de temperatuur te hoog op en ging alle frisheid verloren. Tegenwoordig kan gistende wijnmost gekoeld worden, zodat dat probleem niet meer bestaat.
Voor het maken van rosé zijn twee methoden gebruikelijk. Bij de eerste worden de druiven gekneusd en blijven de schillen, waaruit de kleur komt, 12 tot 24 uur bij het sap, waarna alles wordt geperst en de schillen verwijderd. Zo’n korte ‘weking’ zorgt voor wijn met weinig kleur. Laat je de schillen langer bij de wijn, zeven dagen of nog meer, dan wordt hij rood.
Bij de tweede methode tap je na die 12 tot 24 uur een gedeelte van het vergistende sap af, dat nu zonder schillen verder vergist en zo rosé mag worden. De rest, met de extra druivenschillen, gaat door en wordt rood.
In beide gevallen komt er behalve kleur ook tannine, een looizuur, uit de schillen, en nog wat andere geuren. Maar vergeleken met rode wijn is dat heel weinig; een rosé wordt gewaardeerd om zijn frisheid.
Reactie Hubrecht Duijker