De Achterhoek. Land van bossen en akkers, van oude dorpen, van zandpaden. Land van ‘Oerend Hard’, en land van wijn. Wablief? Jazeker, land van wijn. Onder de zo uitbundig grijzende zon van dit voorjaar botte het lover van een kleine 100.000 wijnstokken uit, eigendom van een dozijn wijnboeren, die sinds 2004 samenwerken als Verenigde Achterhoekse Wijnbouwers. Daar komt wijn van, wit, rood en rosé, sommige fris en licht, sommige wat steviger, met een eigen, ietwat afwijkende smaak.
“We hadden door dat je het in je eentje niet gaat redden,” zegt Frans Sonderen van Wijngaard Schepershof over de voor Nederland unieke samenwerking. “Niet alleen als het gaat om de investeringen op het gebied van spullen, van installaties, maar ook voor de marketing. En als je maar heel weinig maakt, kun je je wijn nooit landelijk verkopen.”
Vast. Maar willen u en ik hem vervolgens ook aanschaffen? Ik bedoel maar, Nederlandse wijn, dat is toch lachen? Dat is toch spielerei, hobbygedoe in de achtertuin, en dan ook nog eens veel te veel betalen?
Nou, zo ligt de zaak toch bepaald niet. Niet meer, beter gezegd.
Tot een jaar of tien, vijftien geleden kwam er alleen wijn uit Limburg. En zelfs dat was iets recents; Hugo Heutz, appelteler bij Maastricht, was op zijn Apostelhoeve in 1970 begonnen met het maken van wijn. Diens zoon Maurice nam het later over en bestendigde de kwaliteit; nog steeds zijn hun wijnen uitstekend. Zo hier en daar waren er nog wel wat mensen actief in het Zuid-Limburgse heuvelland. Maar dat konden we nog begrijpen. Klimaat, landschap, Randstedelingen vinden het al verdraaid buitenlands. Dat ‘iets recents’ zal historici overigens onjuist in de oren klinken. De Romeinen plantten wijnstokken waar ze kwamen, dus zeker ook in Zuid-Nederland. Maar het kan niet anders of de kwaliteit moet tegengevallen zijn. De wijnteelt zit in Nederland aan zijn noordelijkste grens. De gebruikelijke druivenrassen krijgen bij ons nauwelijks genoeg zon om rijp te worden. Dan kun je nog wat rotzooien met suiker, maar afdoende is dat niet echt. Inmiddels is er dan de opwarming van de aarde bijgekomen, maar ook dat zou op zich niet genoeg zijn om daar verandering in te brengen.
De ommekeer kwam met nieuwe druivenrassen uit Duitsland. De Duitsers waren al sinds de jaren vijftig op zoek naar variëteiten die minder gevoelig waren voor ziekten, om zo het gespuit met chemische middelen terug te kunnen dringen. Dat bleek gaandeweg succesvol. En niet alleen dat. Sommige van de nieuw ontwikkelde rassen hadden een beduidend kortere rijptijd. Ze bloeiden laat – ja, ook druivenstokken krijgen bloemetjes, al zijn ze dan onaantrekkelijk klein – wat de kans op stukvriezen ervan verkleinde, en vervolgens werden de druiven rap rijp. Enig probleempje: ze bevatten door kruising vaak flink wat eigenschappen van andere wingerdsoorten, anders dan de Vitis vinifera waar alle bekende wijndruivenrassen van de wereld bij horen. Dat leverde een vreemde, snoepjesachtige smaak in de druiven op, die professionele proevers ‘foxy’ noemen. En o ja, dat gekruis mocht niet binnen allerlei wijnwetten, zodat de rassen niet gebruikt mochten worden.
Maar de ontwikkelingen stonden niet stil. Foxy werd grotendeels ‘weg veredeld’ en de Europese Unie liet de wijnteugels wat vieren. Zodat nu de kurk, o nee, de schroefdop van de fles Johanniter 2009 kan, lekker op het terras van de Schepershof. Voor me slierten de stokken met hun prille lentegroen, in het glas knipoogt de wijn, bijna waterwit, met het blije citrusaroma van een jongemeisjesparfum, onbedorven en optimistisch. Achterhoekse wijn, wie had dat gedacht, tien jaar geleden? “Nou, ik zeker niet,” zegt Frans Sonderen.
Maar liefst 150 boeren kwamen in 2003 naar een informatieavond in Lievelde, over de mogelijkheden van de wijnteelt. Tien daarvan, tien enthousiastelingen besloten het avontuur aan te gaan, maar dan samen, in coöperatief verband. Daar kwamen er rap twee leden bij en nu is de Achterhoek warempel de eerste provincie als het om de hoeveelheid geproduceerde wijn gaat. (Moeten we er wel even bij zeggen dat er behalve die Verenigde Wijnbouwers ook nog een kleiner aantal onafhankelijken is.)
De productie van de Verenigden ligt nu zo rond de 100.000 flessen, genoeg om een landelijke verspreiding mogelijk te maken. Die is in handen van LFE, een van ’s lands grootste wijnimporteurs, die door deze nieuwe klant mooi kan overwegen de Belgische term ‘verdeler’ te gaan hanteren.
Alle wijn wordt gemaakt in een ‘winery’ – we hebben (nog?) geen mooi eigen woord voor een wijnproductiebedrijf – in Miste, bij Winterswijk. Het is een grote voormalige boerenschuur staan daar roestvrijstalen tanks en rijen eikenhouten vaatjes. Maar het hart van de ruimte wordt ingenomen door een stapeling van een soort kunststof kratten, bakken met een inhoud van 425 liter. “Daar vergisten onze rode wijnen in,” vertelt Esther Dondergoor, de keldermeester. “Niet wat u gewend bent, hè? Maar doordat onze productie divers is, meerdere druivenrassen, allerlei herkomsten, hebben we sterk wisselende hoeveelheden. Met die kleine eenheden kunnen we dat perfect opvangen. Tijdens de gisting koelen we de most met koelplaten die we erin kunnen hangen. En we moeten veel roeren.”
Roeren, precies. Het is maar een van de taken die de leden van de coöperatie hebben te doen. Door het jaar heen is alles netjes verdeeld, die doet de inkoop van spullen – flessen, kurken, opbindtouwtjes voor de wijnranken en wie weet wat nog meer -, iemand anders onderhoudt de contacten met de grotere kopers, weer een ander maakt schema’s en werkplannen. Corvee hoort erbij, en in de oogsttijd, eind september, oktober, zijn natuurlijk niet alle verloven ingetrokken: ze worden nooit verleend. “Dan is het alle hens aan dek,” volgens Dondergoor. “Oogsten en de fermentatie begeleiden, dat duurt weken.”
Behalve inspanning is er ook kennis nodig. Die komt van twee kanten: de Duitse wijnconsulent voor de witte wijnen, een Zuid-Afrikaan voor de rode. Want wijn maken is geen eenvoudige zaak; niet voor niets is oenologie een universitaire discipline die gestudeerd kan worden in steden als Bordeaux en Montpellier.
Een stuk in de auto, langs Achterhoekse wegen, om op de compostthee te gaan bij Henk Takken van Wijngoed Kranenburg. “Compostthee,” daar bestrijden we ziekten mee,” zegt hij. “Een aftreksel van goede, echte compost, heel kort gezegd. Effectief en zeer verantwoord. We hebben enkele helemaal biologische wijngaarden binnen de coöperatie, maar de rest is het bijna, en dit is een van de manieren om problemen aan te pakken.”
Anderhalve hectare wijngaard heeft Takken, beplant met verschillende druivenrassen, Johanniter, Solaris, Regent, Maréchal Foch. “Ik ben er zo’n drie dagen per week mee bezig. En in het seizoen komen er veel mensen aan, met de fiets, met de auto. Die willen alles zien, en de wijn proeven natuurlijk. De rest van de tijd zit ik in de rozenhandel; dat was al, voordat ik met wijn begon.”
Henk Takken heeft een proeflokaal en daar laten we de wijn in de glazen lopen. Aan de basis staan drie mengwijnen, gemaakt van verschillende druivenrassen, de witte Uut Bloaz’n, de rosé Weerkomm’n en de rode Good Goan. Ze zijn alledrie zeer fris – maar dat is iets wat het complete gamma kenmerkt. Op en top zomerwijnen, uitermate fruitig en aangenaam geurig.
Dan komen we aan de ‘cépagewijnen’, gemaakt van een enkel druivenras, zoals de witte Johanniter, bloemig en vriendelijk, de Solaris, met een vleugje exotiek, en de rode Rondo, de Maréchal Foch en de Regent. Rode wijn, lang gold het dat dat wel het laatste was wat je in Nederland kon maken. Maar ze doen het, die Achterhoeksers, en met verdedigbare resultaten. Sommige rode en witte zijn er ook in een ‘Op Holt’ versie, op hout dus, wat betekent dat ze in Franse barriques gerijpt hebben, eikenhouten vaten van 225 liter. Dat zorgt voor een vollere geur, een vleugje vanille.
Maar zelfs die hebben een on-Franse lichtvoetigheid, smaken anders dan de meeste wijnen die er in de winkel aangeboden worden. Het is alsof de kaders verschoven zijn, er zijn springerige aroma’s bijgekomen die niet voorkomen in de wijnen van de traditionele druivenrassen van de wereld. Dat kun je als een handicap beschouwen, maar ook als een voordeel. Ze geven de wijnen een eigenheid waarvoor de liefhebbers hopelijk de meerprijs overhebben. De Achterhoekse flessen kosten namelijk al gauw elf of twaalf euro, de houtgerijpte zelfs een eind in de twintig. Niet iets voor door de week dus, niet iets om anoniem weg te slobberen onder de parasol of op een feest. Schenk zo’n fles maar eens bij het eten. Hotel Avenarius in Ruurlo serveerde mij bij de lunch naegelholt, Achterhoeks gedroogd rundvlees, bij de Johanniter 2008. Een uitstekende combinatie, net als de naturel gebraden eendeborst met hete bliksem (aardappel met appel) met de Maréchal Foch 2008, die zijn aroma van pruimen en kaneel meebrengt. Gewoon even voor gaan zitten dus, die Achterhoekse wijnen. En licht koelen, ook de rode.
Toerisme
Net als in veel streken in Frankrijk is het wijntoerisme een onderdeel van het businessplan van veel van de Achterhoekse wijnboeren. Sommige zijn helemaal ingericht op het ontvangen van bezoekers, geven rondleidingen en proeverijen. De VVV ondersteunt dat, maar mag natuurlijk – wij zijn er voor iedereen – niet ophouden bij de leden van de coöperatie. Vandaar dat er fraaie routes zijn uitgezet die langs alle druiventelende boeren voeren, te volgen op de fiets of in de auto. De folder is aan te vragen bij www.achterhoek.nl.
Verkrijgbaarheid
In de Achterhoek zelf zijn de wijnen van de Achterhoekse Wijnbouwers te krijgen bij gevarieerde wijnhandels, in steeds meer restaurants en natuurlijk bij de wijnbedrijven zelf. Landelijk opereren DirckIII, die de Johanniter (wit) en de Regent (rood) aanbiedt voor € 13,99 en Mitra, die de basislijn ‘Mo’s Kieken’ in wit, rosé en rood heeft (€ 10,99). Een aantal van de meer gespecialiseerde Mitra’s voert ook de rest van het assortiment, de enkelvoudige druivenrassen, ‘Solisten’ (€ 17,49) en de wijnen met rijping in eikenhouten vaten, ‘Op Holt’ (€ 22,49). Ook de Makro en de Hanos bieden wijnen van de Verenigde Achterhoekers aan.