Voorpagina | Wijn

Nederlandse wijn rukt op

‘Nederlandse wijn is wijn voor nieuwsgierige mensen,’ zegt Diederik Beker. Samen met zijn vrouw Arina van Leenen is hij eigenaar van Betuws Wijndomein, een van de iets meer dan 170 bedrijfsmatige wijngaarden van ons land. Bij elkaar produceren die zo’n miljoen flessen per jaar. Niet meer dan een drup in de mondiale vineuze zee maar toch, de betekenis van Nederlandse wijn groeit, in het wijnaanbod en in de bewustwording van de wijnliefhebbers. We leren ervan; ja, wijn is gemaakt van druiven en die groeien aan een plant: kijk maar.

Wijn voor nieuwsgierige mensen, dat klopt. ‘Voor een deel zijn het wijnliefhebbers die oprecht geïnteresseerd zijn door de vineuze ontwikkelingen in onze provincies,’ zegt Samir Doueiri, eigenaar van een Nederlandse-wijnwinkel in Amsterdam. ‘Maar veel vaker gaat het om fietsers en wandelaars, toeristen die toevallig langs een wijngaard komen en daar iets proeven en aansluitend een fles kopen. Heel veel wijnmakers leven daarvan.’

Nederland is piepjong als wijnland, met net iets meer dan 50 lentes. De echte verbreiding van de wijnbouw begon zelfs pas rond de eeuwwisseling. Geen wonder dat er nog erg veel geamateurd wordt, met matige resultaten. Maar er is ook veel goede wijn, uitstekende zelfs. Ik maakte een tour langs enkele van de beste wijngaarden en wijnmakers en sprak en proefde met gespecialiseerde verkopers. Waar staat Nederland als wijnproductieland?

 

Eerst op proefbezoek bij de Apostelhoeve, ’s lands oudste wijnbedrijf. Iedereen is het er over eens: dit is nummer één als het om kwaliteit gaat. Hugo Hulst, fruitteler op de heuvels bij Maastricht, plantte in 1970 als aardigheid wijnstokken, druivenrassen als auxerrois, riesling, pinot gris en müller-thurgau. Drie jaar later bottelde hij zijn eerste 1400 flessen. Inmiddels zijn dat er meer dan 100.000, afkomstig van 14 hectare. ‘Nee, toen mijn vader begon, had hij dit niet gedacht,’ zegt zoon Mathieu Hulst. De dagelijkse leiding is alweer lang in diens handen en als eerste wijnfamilie in Nederland is er een meewerkende derde generatie, kleinzoons Robin en Gilbert.

De Apostelhoeve is precies wat je van een wijngoed verwacht. Kwijlend mooi gelegen, rijen wijnstokken op lange hellingen met daarachter een oude boerderij van doorleefde mergelblokken. De wijn die er gemaakt wordt zou ik blind voor uitstekende Duitse of Elzasser verslijten. De riesling is prachtig, de pinot gris lekker rond, de auxerrois heeft diepte. Geen wonder dat er elk jaar opnieuw prijzen zijn, gouden medailles, op internationale concoursen. Aan de Wijnkeuring van de Lage Landen, waarover verderop meer, doen ze niet mee. Niet nodig. Andere tak van sport.

 

Het verbreiden van de wijnbouw in Nederland is deels mogelijk geworden door het opwarmende klimaat. Belangrijker echter was de onwikkeling van nieuwe druivenrassen. Al in de jaren 50 van de vorige eeuw, min of meer gelijk met het oprukken van het intense gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen, begonnen Zwitserse en Duitse onderzoekers met een queeste naar ziekteresistentie en vooral weerstand tegen schimmels in druivenstokken. Dat wat we inmiddels klassieke druiven noemen, de cabernet sauvignon, chardonnay, tempranillo en hele verdere lijst van namen die zo vaak op etiketten prijken, zijn variëteiten van één plantensoort, de Vitis vinifera. We zeggen vaak ‘druivensoorten’, maar botanisch is dat fout, het zijn rassen of variëteiten. Er bestaan in de wereld echter veel meer druiven. Uw wilde wingerd tegen de muur is er eentje van. Heel wat van die soorten komen oorspronkelijk uit Amerika en sommige zijn taaier dan die doorgefokte vinifera van onze Oude Wereld. Nou, inkruisen en klaar, zou je misschien zeggen. Helaas is de smaak van die andere wingerds afwijkend. Snoepachtig, met een aroma dat je voor kunstmatig verslijt en dat we ‘foxy’ noemen. De wetenschappers pakten de uitdaging toch aan en kwamen na vele jaren met nieuwe rassen die wijn gaven die enigszins te pruimen was. Het is een ontwikkeling die nog volop gaande is en er is sinds de jaren 90 alweer veel winst geboekt.

Zoals wel vaker bij wetenschappelijk experimenten gebeurt, waren er tevens zij-effecten, bijkomstigheden waarnaar men niet op zoek was. De nieuwe druivenrassen rijpten bijvoorbeeld sneller. Gemiddeld genomen zitten er bij de klassieke Vitis vinifera 100 dagen tussen de bloei (druivenstokken bloeien met onopvallend kleine bloemetjes) en oogst van de rijpe druiven. De nieuwe rassen echter liepen later uit, bloeiden later en waren soms na 80 dagen al rijp! Het was die eigenschap die de teeltgrens naar het noorden bracht. Later uitlopen en bloeien maakte de druif minder kwetsbaar voor late nachtvorst (in april 2021 vroor de helft van de uitlopers van de druiven in Frankrijk dood) en vroeger oogsten, voor in oktober het weer nat en koud wordt, was ook winst.

 

Rond het jaar 2000 kwamen de wijngaarden in Nederland op als paddestoelen. De starters waren bijna allemaal amateurs, vaak landbouwers met experimenteerzucht die al over grond beschikten en iets anders probeerden, vaak ‘erbij’. Het merendeel plantte de nieuwe variëteiten aan, zoals johanniter voor wit en regent voor rood. Rassen die inmiddels alweer ‘ingehaald’ worden door andere die in smaak meer op de klassieke lijken. Overal in Nederland, zelfs op Texel en in Friesland, werd wijn gemaakt. Een groot deel daarvan was slecht. Sommige wijnmakers echter wisten een hoger niveau te bereiken, door talent, zelfstudie, leren in verschillende buitenlanden en door het inroepen van hulp van vaardige collega’s in Nederland. Een belangrijke verspreider van kennis en een promotor van de nieuwe druivenrassen was en is Stan Beurskens uit Zuid-Limburg. Hij is oenoloog en groeide op in de wijngaarden van zijn vader Hans, een van de vroege prioniers. Zijn wijngoed St. Martinus is met 28 hectare nu het grootste van ons land.

Ik herken de smaak van de ‘oudere nieuwe’ druivenvariëteiten als rondo, johanniter, regent en solaris altijd wel in wijnen, ook in de goede. Ze zijn doorgaans behoorlijk fris en de zuren hebben een eigen karakter dat je in conventionele wijn niet proeft. Waardering is daarmee een keuze. Besluit ik dat ik dit lekker vind, is het niks meer dan een toevoeging aan de smakenpalet of houd ik vast aan de karakteristieken van klassieke wijn? Ik ben er nog altijd niet uit. Maar ik word geholpen door de ‘nieuwere nieuwe’ rassen als souvignier gris, die minder dat likje foxy in zich hebben.

 

Het regent, het miezert en daarna regent het weer als ik door de buitenwijken van Geldermalsen rijd. Ik sla af langs de Linge en ga langs smalle weggetjes tussen de zwart natgeregende appelboomgaarden door naar het Betuws Wijndomein. Arina van Leenen ontvangt me, Diederik Beker stapt even later druipend binnen – hij was de stokken aan het snoeien. Stokken met vooral johanniter en regent, en nog wat andere: nieuwe rassen dus. Ik ben hier op bezoek omdat Arina en Diederik jaar in, jaar uit hoge prijzen krijgen voor hun rode wijn bij de Wijnkeuring van de Lage Landen. Een keuring overigens waaraan vooral wijnmakers meedoen die met nieuwe variëteiten werken. De beoordeling komt van proevers uit Duitsland die geen enkele band hebben met de Nederlandse bedrijven, om het objectief te houden.

De kurken gaan uit de fles en ik proef eerst de johanniter 2020. Het is een blijde verrassing. Een week eerder had ik een hele serie johanniters in mijn glas bij een proeverij georganiseerd door de Nederlandse Wijnwinkel en vond ik ze alle vijf schraal en teleurstellend. Deze van Betuws Wijndomein echter heeft vlees op de botten, plus een vrolijk parfum met een vleug appel. De Blanc de Noir, witte wijn van blauwe druiven, is goed gemaakt, smaakt fruitig en heeft een suggestie van restzoet, de Orange Wijn, op de schillen vergiste witte, is krachtig en zuiver, de Linge Wit Barrique verfijnd en elegant. Hier proef je dat de nieuwe druivenrassen zeer dicht tegen de klassieke aan kunnen kruipen. Maar ik kwam natuurlijk voor de rode wijnen. Arina schenkt naast elkaar de Linge Rood 2016 en 2018 in. De laatste is nog jong en springerig, de oudere precies wat hij zijn moet: gestructureerd, redelijk vol, met al net wat rijpere geurtjes, een hint van bosgrond achter het donkere fruit. Rood rijpt bij Betuws Wijndomein op barriques van nieuw eikenhout maar het effect ervan is goed gedoseerd.

‘Diederik is heel precies,’ zegt Arina. ‘Maar alles begint in de wijngaard,’ voegt die zelf toe, ‘en die onderhouden kost veel tijd. Reken maar op minstens 500 uur per hectare. We moeten heel zorgvuldig zijn, zeker als je schoon wilt werken en zo min mogelijk bestrijdingsmiddelen gebruiken. We zitten hier op rivierklei. Vandaar dat we gras tussen de wijnstokken laten groeien. Groenbemesters, die stikstof in de grond brengen, zijn niet nodig, want in klei maken micro-organismen van de aanwezig humus opneembare stikstof.’

Het is gulle grond die rap voor veel fruit zorgt. Een te grote productie per hectare geeft dunne wijn, vandaar dat ongeveer op het moment dat de blauwe druiven gaan kleuren een deel van de onrijpe trossen wordt afgeknipt. Normaal gaan die gewoon op de grond, maar Arina perst ze om er ‘verjus’ van te maken, een zuur sap dat door de geschiedenis heen in de keuken werd gebruikt als mild alternatief voor azijn. Dat kan alleen doordat er in die periode niet met chemische bestrijdingsmiddelen wordt gespoten, iets wat alleen kan met de nieuwe druivenrassen.

 

Opnieuw regen en regen – de miezer laat het afweten. Ik ben op weg naar De Kleine Schorre in Zeeland; de etiketten melden vrolijk ‘Schouwen-D(r)uivenland’. Na de waterstuivende vrachtverkeerszooi rond Rotterdam volgen lange tweebaanswegen door een leeg landschap van kleiïge akkers onder een grauwe lucht. Net als in de Betuwe geen omgeving waar je wijngaarden verwacht en al helemaal niet 14 hectare beplant met klassieke rassen als auxerrois, pinot blanc en pinot gris. In het midden staat de voormalige aardappel- en spruitjesboerderij, met een winkeltje en een forse horecahal, ruim genoeg om buiten coronatijd bussenvol toeristen te ontvangen. Eigenaar Johan van de Velde is in het buitenland, mede-firmant Guus de Jong, verantwoordelijk voor de horeca, ontvangt. De eerste oogst van De Kleine Schorre was in 2004 en niet al te lang erna was de reputatie al gevestigd. De wijn wordt bij de businessclass van KLM geschonken. ‘We werken stevig samen met Jean-Marie Vesque van wijngoed Le Cep d’Or in Luxemburg. Elke maand zijn we er wel even om alles door te spreken.’

Het gesprek komt op biologisch telen. Daar doet men hier niet aan, net zo min trouwens als bij de Apostelhoeve en Betuws Wijndomein. ‘Het Nederlandse klimaat is er niet geschikt voor,’ zegt De Jong. ‘We doen wel erg ons best om zo min mogelijk te spuiten, vier keer per jaar hooguit. Onkruid verwijderen we mechanisch. De wind werkt in ons voordeel. Het waait hier altijd wel en dat is goed tegen schimmels, de trossen zijn snel weer droog.’

Alle wijn hier is wit. ‘Dat past bij de Zeeuwse producten als mosselen, kreeft en oesters. Maar rood zou op z’n best van de pinot noir-druif moeten komen en die wordt hier niet rijp genoeg, haalt niet het kwaliteitsniveau dat we willen.’

Wijn in het glas. Ik wist het al: dit is goed. Erg goed zelfs, bloemige auxerrois, bijna exotisch van geur zelfs, droge pinot blanc met impact, mollige, gelaagde pinot gris. De op eiken vergiste barrique 2018 geurt naar butterscotch en wat mandarijn. Puur plezier om te proeven, om te drinken. Geen wonder dat er nooit genoeg wijn is van De Kleine Schorre.

 

Ik maak een vreemde uitstap naar een bedrijf dat helemaal geen druiven teelt. Op een industrieterrein in Amsterdam-Noord huist Chateau Amsterdam, waar Remy Harrewijn wijn maakt van druiven die hij door heel Europa inkoopt. Een beetje bizar in een wereld waar alles om herkomst draait – ook in Nederland hebben we nu een soort appelations, in de vorm van BOB’s, Beschermde Oorsprongsbenaming, en BGA’s voor de wijnen die daar niet onder vallen, eentje per provincie. Harrewijn startte in 2017, waarbij zijn vader Jos als wijnmaker optrad; hij had een maand lang stage gelopen in Alto-Adige. Nu is er een ‘echte’ wijnmaker, de Argentijn Juan Manuel Ropero. Dit jaar produceert de onderneming 60.000 flessen, volgend jaar het dubbele of meer, en het getal van een half miljoen valt ook. Was rode instapwijn ‘Nou, nou’ in 2020 samengesteld uit dornfelder (Duits), garnacha (Spaans) en montepulciano (Italiaans), de nog te bottelen 2021 wordt cinsault (Frans), rubin (Bulgaars) en tempranillo (Spaans). Toe maar jongens. Slecht is het allerminst en het is ook duidelijk dat Ropero een stempel drukt: frisser, eleganter. Maar Chateau Amsterdam maakt geen Nederlandse wijn (op de etiketten staat ‘vin d’Europe’, een onbeschermde aanduiding), het is een Nederlands merk. Van doldrieste wijncowboys; ondernemingspret in een fles.

 

Hoe meer ik rondkijk, hoe meer ik bezoek, hoe meer ik zie dat Nederland op wijngebied een speeltuin is. Er zijn zeker al gevestigde bedrijven met solide reputaties, die economisch volwaardig draaien. Apostelhoeve is iedereen voor, maar er zijn er veel meer, Wijngoed Thorn, De Colonjes, Dassemus, Fromberg, Hesseling, Wolf. Binnenkort prijkt er puike pinot noir 2012 (!) van Wijndomein Stokhem in de zaterdagse wijnrubriek van deze krant. Pinot noir, Mathieu Hulst wil er nog niet aan (de zoons wel!), net zo min als Johan van de Velde. Maar het klimaat warmt op. En niet alleen bij de moderne druivenrassen zijn er ontwikkelingen, bij de klassieke ook. ‘Er komen nieuwe klonen van variëteiten als pinot noir,’ zegt Samir Doueiri van Bobwijn. ‘Er bestaat al een pinot noir précoce, die in Duitsland trouwens populairder is, als frühburgunder. Die rijpt twee weken eerder. En er is meer op komst, oude rassen met meer resistentie.’

Doueiri maakt een Wilde Witte 2019 open van de Wilde Wijngaard bij Lelystad. ‘Wordt gemaakt door Johan Ribben, een man die na zijn pensionering uit liefhebberij aan de gang ging. Werkt biologisch, vraag me niet hoe het kan.’

Het is bijna pure johanniter en ruikt rieslingachtig, maar mist wat vulling. De Gestelaer 2019 van Wijngoed Wolf overstijgt daarentegen de modernedruif-hoedanigheid compleet. In de Souvignier Gris 2020 van hetzelfde bedrijf proef ik het weer wel.

 

Wat is de toekomst van Nederlandse wijn? ‘Die zal in omvang altijd beperkt blijven,’ meent Mathieu Hulst. ‘Gewoon een kwestie van mogelijkheden en geografie. Nederland is dichtbevolkt en de grondprijzen zijn heel hoog. Wij planten nu vijf hectare bij, maar ik zie het in het Mergelland niemand anders doen. Nu de rente laag is, investeren beleggers in grond.’

Goed, geen volumes. Wel hemelschokkende kwaliteit dan? Wijnen die de grote bourgognes of elzassers naar de kroon steken, die op veilingen aangeboden worden, waarvoor liefhebbers hoge bedragen neertellen? Misschien. ‘Wijn leren maken heeft tijd nodig,’ zegt Hulst. Dat beaamt iedereen die ik spreek, Diederik Beker, Guus de Jong en zelfs Remy Harrewijn.

Schaarste alom. Schaarste in land, in ervaring en in wijn. Nederlandse wijn is bij de makers halverwege het seizoen op, uitverkocht, ook al is hij bepaald niet goedkoop. Al de besproken wijnen (met uitzondering van die van Chateau Amsterdam natuurlijk) beginnen ergens boven de € 15,-. Een vergelijkbare kwaliteit kun je in het buitenland (maar dan wel ter plekke!) voor minder kopen. Maar wijn is meer dan smaak. Het is beleving. En de beleving van Nederlandse wijn, zien waar en hoe het groeit, hoe het gemaakt wordt, is onder handbereik.

 

Info

Nederlandse wijn is te koop bij

Bobwijn.nl (winkel op de Eerste van der Helststraat, 41 Amsterdam)

Denederlandsewijnwinkel.nl (online)

Nederlandsestreekwijnen.nl (winkel op de Willem de Zwijgerlaan 57A, Santpoort-Zuid)

 

Boeken

12x wijn weekendje weg in Nederland, Peetra van der Knaap, Trichis Publishing, € 24,95

Wijnroutes Nederland & België, Barbara Haverkamp, Kosmos Uitgevers, € 22,50

Op 17 april 2025 start een nieuwe cursus culinair/wijnschrijven. Intensieve, persoonlijke begeleiding op je eigen niveau en helemaal op maat, gericht op jouw doelen. Of doe op maandagavond 28 oktober mee met de workshop Kookboek Maken! Klik hier voor informatie.

 

 

2 reacties op “Nederlandse wijn rukt op

  1. Hi Onno, volgende keer ’s even langs gaan voor een gesprek met Stan Beurskens van St.Martinus. Daar gebeuren bijzondere dingen t.a.v. toekomstige wijnbouw o.a met het gebruik van drônes ! Ook op het gebied van rode wijn maken ( toch een heel ander spel dan witte wijn) is St.Martinus erg sterk bezig! En als adviseur bij een 30-tal wijngaarden kan Stan goed duiden wat de ontwikkelingen daadwerkelijk zijn in alle gebieden van Nederland. Welkom in Vijlen dus !

Laat een antwoord achter aan Bas Hoogland Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.